Stoom carrousel-orgel muziek(Bron Efteling bv).

De familie Janvier

Stoomcarrousels domineerden de kermissen vanaf het eind van de negentiende eeuw tot ongeveer het midden van de twintigste eeuw. Het waren de meest indrukwekkende en spectaculaire attracties die op de rondreizende vermaakcentra te vinden waren. Er waren een aantal families die de grote stoomcarrousels exploiteerden: Wolfs, Benner, Tewe, Nizet, Sipkema, Van Bergen, Vincken, Dobbelaere en Janvier. Janvier was één van de belangrijkste families.

De zakenman Johannes Wilhelmus Janvier (Bergen op Zoom, 1840) kocht, toen zijn zoon Hendrik (1868) twaalf jaar oud was, een open draaimolen met houten paarden en gaf hem de opdracht om met de molen met paard en wagen de kermissen en jaarmarkten af te gaan en zo z'n eigen brood te verdienen en het vak te leren. Het werd een gewiekste zakenman die wordt gezien als de grondlegger van de traditie van stoomcarrousels.Vanaf 1895 bouwde hij zelf zijn stoomcarrousel uit allerlei verschillende onderdelen. In 1903 was deze klaar.

Zijn oudste zoon, Wilhelmus Johannes "J.W." Janvier had al snel grootse plannen, waar hij met zijn vriend, Andreas Gerhardus "Dries" Giezen avonden over kon bomen. Hun beider zussen waren daar vaak ook bij, en zodoende bloeide er een wederzijdse liefde op. Uiteindelijk trouwde J.W. Janvier met Mietje Giezen, en Dries Giezen met Keetje Janvier. Vader Hendrik schonk J.W. de Stoomcarrousel als huwelijkscadeau omstreeks 1915. Dat was tevens het begin van een immer voortlevende traditie waarin de oude Janviers hun jongen een kermisattractie meegeven als 'opstapje' bij het verlaten van het nest.

Dries Giezen is geen onverdienstelijk decorateur en schildert de façade van de carrousel, en de panelen die tot op heden in het Carrouselpaleis te vinden zijn.

Laurens Janvier, ook een zoon van Hendrik, is de derde eigenaar van de Stoomcarrousel. Hij kreeg de carrousel van zijn oudste broer J.W. toen hij trouwde op 10 februari 1919. Laurens en J.W. waren echte tegenpolen. J.W. had sterk de drang zich te bewijzen, Laurens was meer een man die tactisch en met gevoel voor materialen te werk ging.

 

Reizen

De kosten van exploitatie van de Stoomcarrousel waren enorm. Twintig man personeel was nodig voor montage, onderhoud, vervoer en bediening. Het opbouwen kostte vier dagen, het afbouwen anderhalf. Hendrik Janvier had een contract met de spoorwegen afgesloten, waardoor de carrousel via het spoor vervoerd kon worden als er grote afstanden moesten worden afgelegd. Gemeenten vroegen bovendien enorm hoge pachtgelden aan de carrouselhouders.

De opbrengsten waren er echter wel naar. In het begin van de twintigste eeuw was een stoomcarrousel een goudmijn, omdat het de meest luxe vorm van vermaak was die bijna iedere stad in het land aandeed.

J.W. maakt veel winst met de carrousel en investeert die in de aankoop van andere attracties. In 1919 schenkt hij de Stoomcarrousel aan zijn broer Laurens als huwelijkscadeau, om zelf een andere carrousel te kopen, de Noblesse, die later in een brand werd verwoest.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog neemt de interesse in de stoomcarrousel af. In 1944 werd de stoommachine als energiebron afgekeurd, en moet uit veiligheidsoverwegingen de stoom worden afgekoppeld. George Reemer, de schoonzoon van Laurens Janvier, bouwt dan bovenop de stoomketel een elektromotor, maar laat alle apparatuur die aan de tijd van de stoommachine doet denken zitten waar het zit. Laurens toert daarna nog negen jaar met zijn elektrisch aangedreven carrousel, maar in 1953 valt het doek. Op de kermis van Gilze-Rijen draait de carrousel dat jaar z'n laatste rondjes als reizende carrousel. De carrousel werd daarna ingepakt en opgeborgen in een loods in Bergen op Zoom. Omdat ook het opslaan van de carrousel veel geld kost, wordt er al snel besloten dat de attractie moet worden verkocht of gesloopt.

Aankoop en renovatie door de Efteling

 

De Efteling dient aan zich als koper, maar uit eerbied voor de erfenis van de familie Janvier wil men niet over één nacht ijs gaan. Er wordt tijdens familiebijeenkomsten uitvoerig gediscussieerd of de koop wel door moet gaan. Uiteindelijk wordt in 1955 de knoop doorgehakt. De rondreizende stoomcarrousel wordt dan, inclusief Gavioli-orgel en sculpturen, door de Efteling gekocht en van de ondergang gered voor een bedrag van ƒ 15.475,-. Het is dan de nog enig in Nederland overgebleven stoomcarrousel. Na de laatste tocht die de carrousel ooit zou maken, van Bergen op Zoom naar Kaatsheuvel, werd de carrousel opgebouwd door Laurens, zijn schoonzoon en tien man personeel op een stukje terrein dat voorheen een hockeyveld was geweest, vlakbij de ingang van het Sprookjesbos en het Theehuis waar de Grote Speeltuin te vinden was.

Sinds 11 mei 1956 is de attractie in de Efteling geopend voor publiek. De attractie werd in eerste instantie onveranderd opgebouwd, zoals Janvier er mee rondreisde. De verdere renovatie duurde nog tot 1957. Aan het eind van dat jaar koopt de Efteling ook de laatste nog rondreizende saloncarrousel van Nederland, van Gouke Sipkema. Niet om hem op te stellen, maar om haar eigen carrousel verder mee te renoveren en verfraaien.